
Er beweegt heel wat in de wereld van de nieuwe vloeibare brandstoffen, waardoor de weg geplaveid wordt naar klimaatneutraal verwarmen. In Finland verkoopt men HVO niet alleen als brandstof voor de wagen, maar ook om huizen mee te verwarmen; en in Oostenrijk plant men tegen 2022 een grote Power-to-Liquidinstallatie in gebruik te nemen.
Hoog tijd dus om eens dieper in te zoomen op de koolstofarme brandstoffen die je op termijn ook in jouw stookolie-installatie gaat kunnen gebruiken. Dat doen we door bij onze Duitse buren te gaan gluren, onder meer omdat het Karlsruhe Institute of Technology zo’n voortrekkersrol vervult in de energietransitie en Duitsland al sinds 1990 fiks investeert in wind- en zonneparken. Bovendien komt er ook Duitsland er een Power-to-Liquid-centrale die overtollige groene elektrische energie omzet in vloeibare brandstof. Zodra de centrale operationeel is, zal het IWO (onze Duitse tegenhanger) met die nieuwe brandstof een praktijktest doen in verwarmingsinstallaties.
Richtlijnen voor hernieuwbare vloeibare brandstoffen
Hernieuwbare vloeibare brandstoffen moeten natuurlijk voldoen aan een aantal vereisten, zoals de richtlijn hernieuwbare energie of de Renewable Energy Directive, die in december 2018 nog door de Europese Unie werd herzien. De richtlijn moet Europa begeleiden in haar overstap naar schone energie, zoals wind- en zonne-energie, en stelt onder meer dat vloeibare brandstoffen de CO2-uitstoot voldoende moeten beperken, niet met bestaande toepassingen mogen concurreren en dat er voldoende grondstoffen voor beschikbaar moeten zijn.
Duitsland legt daar nog extra regels bovenop, zoals de vereiste dat de brandstoffen compatibel moeten zijn met de bestaande infrastructuren, systemen en met traditionele vloeibare brandstoffen. Geen enkele consument zal immers van de ene op de andere dag overstappen: een mengvorm van de klassieke en nieuwe brandstoffen maakt een graduele energietransitie mogelijk.
Vloeibare brandstoffen: van mazout tot biomazout
In Duitsland zijn er verschillende soorten mazout op de markt. Er wordt bijvoorbeeld verwarmd met zwavelarme stookolie zoals in België, maar ook met milieuvriendelijkere alternatieven zoals 20% biomazout of de zogenaamde R33-mix die bestaat uit 26% HVO, 7% FAME en 67% stookolie. Biomazout heeft het voordeel dat het makkelijk biologisch afbreekbaar is. Daartegenover staat dan weer de beperktere houdbaarheid: je mag de brandstof geen jaren in je tank laten staan, wat bijvoorbeeld bij renovaties een probleem kan opleveren (wie een huis koopt met een gevulde tank, jarenlang verbouwt en ondertussen elders woont, kan de aanwezige biodiesel mogelijk niet meer gebruiken).
Ook alternatieve brandstoffen zijn aanwezig op de Duitse markt, zoals HVO of FAME. Op dit moment worden er volop tests en experimenten uitgevoerd met deze hernieuwbare vloeibare brandstoffen. Zo lopen er pilootprojecten in particuliere woningen met cv-ketels waarbij 100% HVO (met waterstof behandelde plantaardige olie) of een mengvorm met stookolie wordt gebruikt. In tegenstelling tot biomazout heeft HVO een indrukwekkende houdbaarheid. In Finland slaat men de brandstof al meer dan tien jaar op, en de kwaliteit blijkt onverminderd. Maar HVO is nog om andere redenen een van de belangrijkste nieuwe brandstoffen. Wanneer men HVO in bestaande installaties gebruikt, is de verminderde roetproductie met het blote oog namelijk onmiddellijk zichtbaar:

Biomass-to-Liquidbrandstoffen: in volle ontwikkeling
Het Karlsruhe Institute of Technology (KIT) experimenteert volop met Biomass-to-Liquidbrandstoffen gemaakt van onder meer biologische resten van de land- en bosbouw. Die grondstoffen hebben het voordeel dat er geen bijkomende landbouwgrond voor moet worden vrijgemaakt én dat ze niet concurreren met de grondstoffen die nodig zijn voor onze voedselproductie. Aan het KIT wordt onder andere het zuurstofrijke OME (Oxy Methylene Ether) gemaakt, terwijl onder meer in grote teststations aan de Technische Universität München algen worden omgezet naar BtL-brandstof.
Hoewel Biomass-to-liquidbrandstoffen momenteel nog duurder zijn dan gewone stookolie, zal de prijs dalen wanneer de productie opschaalt. Experten verwachten dat, naast HVO, Biomass-to-Liquidbrandstoffen de eerste zullen zijn die stapsgewijs ingeburgerd zullen raken – eerst in meng- en daarna in pure vorm.
E-fuels met surplus aan hernieuwbare energie
Power-to-Liquidbrandstoffen (PtL) of e-fuels zijn een andere denkpiste. Deze synthetische brandstoffen worden gemaakt met hernieuwbare elektriciteit (afkomstig van zonnepanelen of windmolens) en CO2. Dit gaat als volgt: uit hernieuwbare elektriciteit wordt via elektrolyse waterstof gemaakt, dat op zijn beurt gecombineerd wordt met het broeikasgas CO2 tot een synthetische brandstof. Het proces levert niet alleen een fossielvrije vloeibare brandstof op voor verwarmingsdoeleinden, maar ook kerosine, benzine, diesel en daarnaast ook wax voor bijvoorbeeld gebruik in schoonheidsproducten. Ook van e-fuels gaan we in de toekomst nog veel horen, al zullen deze synthetische brandstoffen vooral aangemaakt worden in regio’s waar de zon veel schijnt of waar het veel waait.

Tests op het terrein: 80% minder CO2
Het Duitse Institute for Heating and Oil Technology (IWO) voerde van augustus 2017 tot januari 2019 tests uit waarbij het hernieuwbare vloeibare brandstoffen in elf bestaande particuliere installaties introduceerde, goed voor 23.000 liter brandstof. Nadat in die elf woningen de basis werd gelegd in de vorm van een betere isolatie en een renovatie van het verwarmingssysteem, leverde het gebruik van met waterstof behandelde plantaardige olie (HVO) een CO2-vermindering van maar liefst 80% op. In een woning van dertig à veertig jaar oud in de Duitse gemeente Barnstorf waar momenteel nog een pilootproject aan de gang is werd zelfs een CO2-vermindering van 92% opgetekend.